Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

С нидерландского на:
Все языки
Со всех языков на:
Все языки
Английский
Немецкий
Нидерландский
Французский

in angst zitten

Толкование Перевод

1 beben

beben

1 beven, trillen ⇒ rillen

2 in angst zitten (over), zich ongerust maken (over)

♦voorbeelden:

1 vor Angst beben • van angst beven, sidderen

vor jemandem beben • voor iemand beven, bang zijn

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > beben
2 tremble

n. beving, siddering, trilling (v.stem)
--------
v. beven

tremble¹

[ trembl] 〈zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉

1 trilling ⇒ huivering, rilling

♦voorbeelden:

1   〈 informeel〉 be all of a tremble • over zijn hele lichaam beven

————————

tremble²

〈 werkwoord〉

1 beven ⇒ rillen, bibberen

2 schudden 〈 gebouw, grond〉 ⇒ trillen

3 huiveren ⇒ in angst zitten

♦voorbeelden:

1   in fear and trembling • met angst en beven

3   I tremble to think • ik moet er niet aan denken

     tremble for someone's safety • zijn hart voor iemand vasthouden

English-Dutch dictionary > tremble
3 inquiétude

inquiétude [ẽkjeetuud]

〈v.〉

1 ongerustheid ⇒ bezorgdheid, zorg

2 onbehagen ⇒ gevoel van onzekerheid

♦voorbeelden:

1 c'est un sujet d'inquiétude • dat baart zorgen

donner, inspirer de l'inquiétude • ongerust maken, zorgen baren

inquiétude au sujet de, de, sur • ongerustheid over, zorg om

2 être rempli d' inquiétude • in grote angst zitten

f

1) ongerustheid, bezorgdheid

2) onbehagen

Dictionnaire français-néerlandais > inquiétude
4 être rempli d' inquiétude

être rempli d' inquiétude

in grote angst zitten

Dictionnaire français-néerlandais > être rempli d' inquiétude
5 catch

n. vangen; grijpen; betrappen; nemen, halen
--------
v. vangen; grijpen; betrappen; nemen, halen

catch¹

[ kætsj]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 vang ⇒ het vangen

2 vangst ⇒ buit, aanwinst; 〈 in het bijzonder〉 visvangst

3 vangbal

4 houvast ⇒ greep

5 hapering 〈 van stem, adem, machine e.d.〉 ⇒ het stokken

6 〈 informeel〉 addertje onder het gras ⇒ luchtje, valstrik

7 vergrendeling ⇒ pal, k

8 〈 muziek〉 canon

♦voorbeelden:

2   〈 informeel, in het bijzonder met betrekking tot het huwelijk〉 a good catch • een goede partij

     no catch • geen aanwinst

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 overgooien 〈 balspel〉

————————

catch²

〈 caught, caught [ko:t]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 vlam vatten ⇒ ontbranden

2 pakken ⇒ aanslaan

3 besmettelijk zijn ⇒ zich verspreiden 〈 van ziekte〉

4 〈 honkbal〉 achtervangen ⇒ achtervanger/catcher zijn

5 klem/vast komen te zitten ⇒ blijven haken/zitten

♦voorbeelden:

2   the engine failed to catch • de motor sloeg niet aan

     the nut doesn't catch • de moer pakt niet

5   the bolt has caught • de grendel zit vast

¶ catch at any opportunity • iedere gelegenheid aangrijpen

→ catch on catch on/, catch up catch up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (op)vangen ⇒ pakken, grijpen

2 (plotseling) stuiten op ⇒ tegen het lijf lopen

3 betrappen ⇒ verrassen

4 inhalen

5 halen 〈 bijvoorbeeld trein, bus〉 ⇒ (nog) op tijd zijn voor

6 oplopen ⇒ krijgen, opdoen 〈 ziekte〉

7 slaan ⇒ een klap geven

8 trekken 〈aandacht e.d.〉 ⇒ wekken, vangen

9 opvangen ⇒ (kunnen) ontvangen, zien 〈radio/tv-uitzending, film e.d.〉

10 stuiten ⇒ (plotseling) inhouden/tegenhouden

11 bevangen ⇒ overweldigen

12 verstaan ⇒ (kunnen) volgen

13 (weten te) vangen ⇒ accuraat (weten) weer (te) geven

♦voorbeelden:

1   catch fish/thieves • vis/dieven vangen

     a nail caught his shirt • hij bleef met zijn overhemd aan een spijker haken/hangen

     I caught my thumb in the car door • ik ben met mijn duim tussen het portier gekomen

     catch one's foot on something • met zijn voet ergens achter blijven haken, over iets struikelen

3   caught in the act • op heterdaad betrapt

     〈 ironisch〉 catch me! • ik kijk wel uit!

6   catch (a) cold • kou vatten

7   〈 slang〉 she caught him a blow • ze gaf hem een klap

8   catch someone's attention/interest • iemands aandacht trekken/belangstelling wekken

9   catch a glimpse of • een glimp opvangen van

10 he caught his breath from fear • van angst stokte zijn adem

     catch oneself • zich plotseling inhouden, opeens stoppen

11 〈 informeel〉 catch it • de wind van voren krijgen

12 I didn't quite catch what you said • ik verstond je niet goed

¶ catch a dress in • een jurk insnoeren

→ catch out catch out/, catch up catch up/

English-Dutch dictionary > catch
6 funk

n. angst; lafaard; doodsangst; punk (soort jazz muziek); bang zijn, niet (aan)durven
--------
v. bang zijn, niet (aan)durven; ontduiken

funk¹

[ fungk]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉〈voornamelijk Brits-Engels; slang〉

1 schrik ⇒ angst

♦voorbeelden:

1 be in a (blue) funk • in de rats zitten

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 funk 〈 muziekstijl〉

————————

funk²

〈 werkwoord〉〈voornamelijk Brits-Engels; slang〉

1 bang zijn (voor/om) ⇒ niet (aan)durven

♦voorbeelden:

1 funk telling the truth • de waarheid niet durven vertellen

English-Dutch dictionary > funk
7 Geschäft

Geschäft

〈o.; Geschäft(e)s, Geschäfte〉

1 zaak ⇒ winkel; kantoor; bedrijf

2 zaken ⇒ handel, business

3 transactie, zaak ⇒ affaire, deal

4 taak, zaak, werk ⇒ aangelegenheid, bezigheid

♦voorbeelden:

1    ein Geschäft betreiben • een zaak drijven, hebben

ins Geschäft gehen • naar de zaak, naar kantoor gaan

2    Geschäfte betreiben, machen • zaken doen

jemandem das Geschäft verderben • (a) iemands handel ruïneren, iemands zaken bederven; 〈 (b) figuurlijk〉 iemand dwars zitten

〈 figuurlijk〉 noch immer im Geschäft sein • nog altijd in de running zijn, meedraaien

in Geschäften reisen • voor zaken op reis zijn

mit jemandem ins Geschäft kommen • met iemand zaken doen

〈 figuurlijk〉 das Geschäft mit der Angst • het bespelen, uitbuiten van de angst

3    aus einer Sache ein Geschäft machen • uit iets munt slaan

〈informeel; figuurlijk〉 aus einem Geschäft aussteigen • niet meer meedoen, iets laten schieten

〈informeel; figuurlijk〉 in ein Geschäft einsteigen • meedoen

4    sein Geschäft verstehen • zijn vak verstaan

¶    〈 informeel〉 sein großes, kleines Geschäft machen, verrichten • een grote, kleine boodschap doen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Geschäft
8 kalt

kalt

〈 kälter, (am) kältest(en)〉

1 koud ⇒ kil, koel

2 koud, nuchter ⇒ zakelijk

3 koud, gevoelloos ⇒ onvriendelijk, afwijzend

4 vreselijk, ontzettend

♦voorbeelden:

1    kalte Mamsell • buffetjuffrouw voor de koude schotels

kalte Miete • kale huur

ein kaltes Zimmer • (a) een koud vertrek; 〈 (b) figuurlijk〉een kil, ongezellig vertrek

〈 figuurlijk〉 kaltes Fieber • malaria

kaltes Gestein • dood, weinig erts bevattend gesteente

〈 figuurlijk〉 ein kalter Staatsstreich • een onbloedige staatsgreep

den Wein kalt stellen • de wijn op een koele plaats zetten

es überlief mich kalt • ik kreeg er koude rillingen van

mir ist kalt • ik heb het koud

im Kalten sitzen • in de kou zitten

2    kalte Berechnung • koele berekening

kalt bleiben • geen gevoel tonen, zich niet opwinden

〈 informeel〉 kalt lassen • koud, onverschillig laten

3    〈 informeel〉 kalt lächelnd • meedogenloos

4    kalte Angst • panische angst

kalte Wut • blinde woede

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > kalt
9 fesse

fesse [fes]

〈v.〉

1 bil 〈 ook van schepen〉

2 〈 meervoud〉 bips ⇒ achterwerk

♦voorbeelden:

1    〈 figuurlijk〉 n'y aller que d'une fesse • handelen met een zekere aarzeling

〈 informeel〉 botter les fesses de qn. • iemand een schop onder zijn kont geven

montrer ses fesses • een naaktscène spelen

〈 informeel〉 poser ses fesses • gaan zitten

2    divorcer pour une histoire de fesses • scheiden tengevolge van een slippertje

donner sur les fesses à un enfant • een kind voor de billen geven

〈 informeel〉 gare tes fesses! • hoepel eens op!

〈 figuurlijk, informeel〉 serrer les fesses • 'm knijpen

il y a de la fesse ce soir • er valt vanavond iets te versieren

〈 figuurlijk, informeel〉 avoir chaud aux fesses • het in de broek doen (van angst)

  → peau

1. f
bil
2. fesses
f pl

achterwerk

Dictionnaire français-néerlandais > fesse
10 poser

poser [poozee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 poseren ⇒ een houding aannemen, geaffecteerd doen

2 〈+ sur〉 steunen (op) ⇒ liggen, rusten (op) ⇒ 〈 figuurlijk〉 gegrond, gebaseerd zijn (op)

3 een tijdopname maken ⇒ 〈 foto〉 belichten

♦voorbeelden:

1    poser à qn. • voor iemand door willen gaan, iemand na-apen

3    trop poser • overbelichten 〈 van foto〉

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 plaatsen ⇒ aan-, op-, in-, afzetten, ergens (neer)zetten, -leggen, hangen

2 plaatsen 〈 van apparaat〉 ⇒ (aan)leggen, aanbrengen, aansluiten

3 stellen ⇒ aannemen, uitgaan van

4 stellen ⇒ opstellen, voorleggen, opwerpen

5 aanzien, grote bekendheid geven ⇒ een status geven, doen opzien naar

♦voorbeelden:

1    〈 schaken, dammen〉 poser une pièce • een stuk verzetten, een zet doen

poser son regard sur • zijn blik vestigen op

2    poser un avion • een vliegtuig aan de grond zetten

poser le décor • het decor opstellen

poser des jalons • stokken plaatsen; 〈 figuurlijk〉 bakens uitzetten

poser une pierre • een steen metselen

3    poser une définition exacte • een duidelijke omschrijving geven

poser des règles • regels opstellen

poser que 〈+ aantonende wijs〉 • stellen, aannemen dat

  → empreinte, masque

4    poser sa candidature pour • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naar

cela pose un problème • dat levert een probleem op

III se poser 〈 wederkerend werkwoord〉

1 geplaatst worden ⇒ (neer)gezet, gelegd worden, (be)rusten (op)

2 neerstrijken ⇒ gaan zitten (op), landen 〈 vliegtuig, ruimteschip〉

3 gesteld worden ⇒ zich voordoen, opduiken

4 zich voordoen (als) ⇒ zich opwerpen (tot), spelen (voor)

♦voorbeelden:

1    votre crainte ne se pose sur rien • uw angst is ongegrond

3    question qui se pose • vraag die rijst

4    〈 informeel〉 comme menteur, tu te poses là! • wat ben jij een grote leugenaar!

se poser en, en tant que • zich voordoen als

se poser comme • zich voordoen als

¶    se poser une question • zich iets afvragen

v

1) poseren, een houding aannemen

2) steunen (op)

3) gebaseerd zijn (op)

4) een tijdopname maken [foto]

5) plaatsen

6) stellen

7) grote bekendheid geven

Dictionnaire français-néerlandais > poser
11 trouille

trouille [troej]

〈v.〉〈 informeel〉

1 rats ⇒ angst

♦voorbeelden:

1 avoir la trouille • 'm knijpen, in de rats zitten

Dictionnaire français-néerlandais > trouille
12 Schiss

Schiss

〈m.; Schisses, Schisse〉

1 〈 vulgair〉poep, stront

2 〈 vulgair〉het schijten, poepen

3 〈 informeel〉angst, schrik

♦voorbeelden:

3 Schiss haben • in de piepzak zitten

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Schiss

См. также в других словарях:

Hosen — 1. Alte Hosen und neu Wams stehen übel zusammen. Holl.: Komt de nieuwe broek aan het oude wambuis, dan scheuren de vetergaten uit. (Harrebomée, I, 93a.) 2. Das sieht man an der hosen baldt, wo das bein ist entzwey gespaldt. Lat.: Cernitur in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ei — 1. A Ei es schnell gelêt, aber nit schnell ausgebrüt. (Nassau.) 2. Aier sind airen gleich. – Gruter, III, 3. 3. Alte Eier, alte Freier, alter Gaul sind gewöhnlich faul. – Simrock, 1886; Körte, 1269. Eine Anzahl (16) Sprichwörter und… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Vogel — 1. A Fôglar diar so êder sjong, gung a Kâter iar inj aauer a dik me (wegh me üüb a Dâi). (Amrum.) – Haupt, VIII, 351, 19. Die Vögel, die so früh singen, mit denen geht die Katze über den Deich (am Tage weg). 2. A grosser Vogel braucht a gross… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kleid — 1. Alt Klâder drêd em gärn. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 816. 2. Alte Kleider lachen über eine weiche Bürste (oder: wollen eine scharfe Bürste). 3. Alte Kleider soll man nicht wegwerffen, man hab denn newe. – Lehmann, 9, 56. 4. Alte Kleider… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
List of rock instrumentals — The following is a list of rock instrumentals, including live performances and drum solos, organized by artist name. 0 9 =3= *Bramfatura =311= * Blizza * Cali Soca * Color ( Transistor ) * Dreamland ( Enlarged to Show Detail 2 ) * Old Funk *… … Wikipedia
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
Allemand — Cet article concerne la langue allemande. Pour les autres significations du mot « allemand », voir Allemand (homonymie). Allemand Deutsch Parlée en … Wikipédia en Français
Allemand (langue) — Allemand Cet article concerne la langue allemande. Pour les autres significations du mot « allemand », voir Allemand (homonymie). Allemand Deutsch Parlée en Allemagne, Autriche … Wikipédia en Français

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

in angst zitten

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

in angst zitten

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: